Geeske Postma en Ate de Boer : 1945 - 1955

Johan Ates

 

Lemmer

In 1946 zijn heit Ate en mem Geeske verhuisd naar Lemmer. In onderwijskringen lag dit voor de hand. Van een klein dorpsschooltje promoveerde je naar een veel grotere school in Lemmer. Daar hebben ze een leuke tijd gehad. Meester Dracht, hoofd Lutgendorff zijn bekende namen maar de buren de Jager en omke Douwe - en tante Hennie Albada zijn vrienden voor het leven geworden. Vaak ging mem nog even op de fiets naar Nijemirdum om haar moeder te bezoeken. Tiny is in de Lennastraat te Lemmer geboren.

Lennastraat Lemmer
1946

In Lemmer bleek duidelijk dat er met Klaas iets aan de hand was. Hij praatte niet , lachte veel, was vrolijk maar is nooit zindelijk geworden. Hij kon in de box staan door zich aan de spijlen op te trekken en reageerde op je vragen.
Toen hij regelmatig heftige epilepsie-aanvallen kreeg, zijn heit en mem wel naar de dokter geweest. Voor onderzoek moest hij enkele dagen naar het ziekenhuis in Sneek. Dat was een spannende tijd want iedereen wilde genezing voor hem. Helaas was dat toen niet mogelijk. Heit en mem hebben dat feit geaccepteerd en hem zo goed mogelijk verzorgd. Zo'n dertien jaar later is Klaas in Emmeloord overleden.
Over Klaas werd later nooit meer gesproken. Vooral mem heeft het erg moeilijk hiermee gehad. Niet getrouwd in de kerk; was dit een straf daarop? Mem heeft Klaas helemaal verdrongen; het was onbespreekbaar bij haar.
Bovenstaande gegevens heb ik van buurvrouw Sijt de Jager gekregen.

In deze tijd gingen ze nog gescheiden naar de kerk; heit naar de Hervormde en mem naar de Gereformeerde.
Van Wijckel kan ik me maar sporadisch iets herinneren. Van Lemmer des te meer. Ik leerde daar fietsen op heit's fiets. Ik moest tussen de stang door trappen en reed prompt ergens tegenaan. Toen ik zes was ging ik naar de grote school tegenover ons waar heit onderwijzer was. Bij juffrouw Prins kwam ik in de klas. Banken met inktpotten. Juf Prins begon op de eerste dag met het laten zien van een speld. We moesten heel goed opletten; toen liet ze die speld op de lessenaar vallen. Ze verklaarde dat wij zó stil moesten zijn dat we die speld konden horen vallen. Mijn eerste aanschouwelijke taalles over spreekwoorden. Dat snapte ik toen niet.
Op straat voetbalden we wel eens met een tennisbal. Op een keer kwam er een man bij de buren die de bal pakte en hem héél hoog schopte. Dat maakte diepe indruk op mij. Later hoorde ik dat Abe Lenstra regelmatig bij die buren langs kwam.

1945: brug bij Tacozijl

In 2008 kreeg ik deze foto toegestuurd van Doede Deinum uit Sondel. Of dit heit Ate was? Nee dus, maar voor mij zit hier wel een verhaal aan vast uit de Lemster periode. Met heit Ate heb ik hier gevist. Ik herinner me dat ik als jongetje van 5/6 over de brede leuning, hier duidelijk te zien, naar boven klauterde. Heit zei later dat hij klaar had gestaan in het water te springen; hij vond het tamelijk gevaarlijk voor zo'n jongetje. Ik heb nooit een moment aan gevaar gedacht.

In de midden negentiger jaren zag ik de film van Pieter Verhoeff: de Vuurtoren. Het ging over de jeugd van een jongen in Lemmer aan het eind van de veertiger jaren. Hoewel de hoofdpersoon ouder was, herkende ik de wereld van mijn jeugd: korte broeken, schone straten, dood, leven. Zwemmen in het IJsselmeer, zwerven door de Lemster haven met de vissersboten en de Jan Nieveen die een lijndienst onderhield met Amsterdam.
Eigenlijk de sfeer uit "de Avonden" van G. K. van het Reve maar dan niet in Amsterdam.

m.s. Jan Nieveen
vuurtoren

Heit was nu een midden dertiger en het werd tijd aan een verdere carrière te denken. De sprong naar het hoofdschap van een kleine (dorps)school lag nu voor de hand. Alleen de vacatures lagen niet voor het opscheppen. Zeker niet in Friesland want het werd Melissant, een plaatsje op het Zuidhollandse eiland Goeree-Overflakkee van ongeveer 2000 inwoners. Wij tellen nu het jaar 1949.

Melissant

Goeree-Overflakkee was in die tijd nog een eiland. Je ging met de trein naar Rotterdam; in de Rozenstraat overstappen op de tram naar Hellevoetsluis. Dan met de veerboot over naar Middelharnis. De tram naar Melissant stond klaar voor het laatste gedeelte van de reis. Een reis naar Friesland duurde zeker een hele dag. Alleen bij een huwelijk of overlijden gingen ze naar het Heitelân.
Er woonde nog één Fries gezin op Goeree-Overflakkee; in Middelharnis. De man uit dat gezin was directeur van de melkfabriek. Met hem konden we wel eens meerijden naar Friesland. Auto's hadden in die tijd nog een nummerbord waaraan je kon zien uit welke provincie de auto kwam. Ik weet nog dat er een enkele Friese auto langsreed. Als die stopte vroeg je direct uit welk gedeelte van Friesland de inzittenden kwamen en het kwam wel eens voor dat je gezamenlijke kennissen had..
Heit en mem hebben met elkaar altijd Fries gesproken. Ik moest bij vriendjes aan tafel wel eens laten horen dat ik die taal beheerste. Dan telde ik tot groot vermaak tot tien in het Fries..
Dat het eiland wat godsdienst betreft, nogal zwaar op de hand was, heb ik niet zo ervaren. Ik herinner me nog wel dat er schande van gesproken werd dat heit, hoofd van de Christelijke school, op zaterdag naar het voetballen ging kijken. Tegenwoordig telt Melissant nog steeds een Christelijke basisschool .
Dat we nog in het pré moderne tijdperk leefden, bewees het aantal werknemers wel dat bij ons over de vloer kwam. Een naaister,een tuinman, een werkster en een dienstbode waren op de Nieuweweg 242 regelmatig aan het werk.
Ondertussen had heit zijn diploma Engels L.O. gehaald. Hij wilde eigenlijk doorgaan met M.O. maar dat heeft hij niet kunnen voltooien.
In augustus 1950 werd Wim en in november 1952 werd Ate geboren.

Watersnoodramp 1953

Ik was 10 jaar in 1953 en had in Melissant een prachtig leven. Naar mijn idee was ik meer op de boerderij van de Familie Struik aan het werk dan dat ik thuis was. Koeien melken, paard rijden, spelen in de schuur, de stal uitmesten, met de tractor het land op; kortom ik deed alles wat een jongen van die leeftijd interessant vindt.
Ik zal ook nooit de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari vergeten.
Het waaide verschrikkelijk en tot overmaat van ramp begon laat in de avond de sirene van de brandweer, vlak naast ons, onafgebroken te loeien. We werden gewaarschuwd dat het springvloed was en dat het water heel hoog tegen de dijken stond. Er dreigde gevaar voor een overstroming. Dat hadden we nog nooit meegemaakt en heit zette alvast een paar koffers klaar om als de nood aan de man kwam te kunnen vluchten naar Middelharnis (en dan zeker met de veerboot over naar de vastewal?). Het toeval wilde dat Middelharnis en Sommelsdijk wel last van de overstroming kregen en dat het bij ons droog bleef.
Midden in de nacht viel het licht uit en de sirene zweeg. Heit stak de oude petroleumlamp aan. We begrepen dat de toestand ernstiger werd. Nu moest de klok van de Hervormde kerk het werk van de sirene overnemen. De sleutel van de kerktoren was niet te vinden en dus werd de deur geforceerd. Een klokkentouw was er niet omdat de klok 'elektrisch' geluid werd. Daarom heeft men de gehele nacht de klok met de voet geluid.
De volgende dag was het zondag en we hoefden niet naar de kerk. Ik had mijn zondagse kleren wel aan: een lichtblauw colbertje en een dito pofbroek. Het waaide nog even hard en bij daglicht ging ik wel de omgeving verkennen. Ik liep naar de dijk aan de noordkant van het dorp. Daar zag ik het water dat tegen de dijk aanstond; niet eens zo hoog. De wind blies me van de dijk want ik kwam met vieze kleren thuis en was bang dat ik op mijn kop zou krijgen. Dat was niet het geval.
Heit moest die middag de kachels in school aanmaken en de bankjes uit de klassen halen. Al spoedig daarna kwamen de eerste tractoren met open landbouwwagens erachter met kleumende mensen erop. Zij kwamen van Stellendam en omgeving en kregen in de school onderdak en verzorging. Met alle andere mannen van Melissant moest heit die avond en enkele volgende dagen helpen met zandzakken bedreigde plaatsen in de dijken te versterken. Ik vond dat sneu voor hem omdat hij lichamelijk werk niet gewend was. Bij gebrek aan zand werden de tegels van het schoolplein gelicht en het vrijgekomen zand gebruikt.
De evacuee's uit Stellendam werden snel naar veiliger plaatsen gebracht. Toen werd er stro in sommige klassenlokalen gebracht. Al spoedig werd het me duidelijk dat dit voor soldaten gedaan werd die in de school zouden bivakkeren. Zij zorgden voor bewaking van de bezittingen en herstel van de dijken.
Het waren gouden tijden voor de jeugd. Zoveel nieuwe, spannende dingen. Op een weiland werd door vliegtuigen brood afgeworpen. Wij renden achter de parachutes aan , wat uiteraard niet mocht. Het personeelskamertje lag op gegeven ogenblik helemaal vol met witte broden. Tot aan het plafond waren ze opgestapeld. Auto's (zgn. Duck's) die door het dorp reden en konden varen. En de eerste rubberboten. De enige helikopter die Nederland bezat, zagen we overvliegen.
De soldaten zorgden voor de nodige afwisseling; vooral kaartspellen spraken ons zeer aan. Ik ben naar de winkel gegaan en heb daar een stel kaarten gekocht. Vol trots liet ik die thuis zien. Mem reageerde hier nogal fel op: ik moest de kaarten direct terugbrengen want de duivel zat in het kaartspel!
Regelmatig werd er over het toegangshek van de begraafplaats tegenover ons een zwart kleed gehangen. Dan kwam de brandweer en spoot achter dat kleed iets schoon. Meer dan 50 inwoners van Stellendam liggen in Melissant begraven.
Niemand had radio of televisie en er was lange tijd geen stroom. Alleen de gemeentesecretaris had een draagbare radio. Daar heb ik een keer de nieuwsberichten gehoord.
Langzaam werd de omvang van de ramp duidelijk. Met Dirksland en de hoger gelegen duinenrij bij Ouddorp, waren wij het enige stuk van Goeree-Overflakkee dat niet direct van de watersnood te lijden had gehad.

Tot aan mei/juni was er geen school. Ik heb dat nooit als een gemis ervaren. Met klas vijf en zes zijn we nog een week op vakantie geweest in de buurt van Arnhem. Dit reisje werd ons aangeboden door het Rampenfonds. We sliepen in een schoollokaal op stapelbedden. Dat had niemand ooit meegemaakt. Natuurlijk konden we toen we in bed lagen, niet direct de slaap vatten. Na een tijdje moest het stil zijn. Heit waarschuwde een paar keer. Toen werd het serieus: hij vroeg met stemverheffing wie er de laatste keer zijn mond had opengedaan. Toen niemand daarop reageerde, terwijl er toch wel enkelen duidelijk hadden gepraat, vond ik dat heel zielig voor hem. Ik gaf mezelf aan en moest een tijdje op de koude gang zitten. Toen ik terug kwam, sliep iedereen. Bekentenissen bij kinderen moet men dus niet altijd voor waar aannemen. Ik heb deze geschiedenis nooit aan hem verteld.
In 1953 vond de overgang naar een hogere klas in Melissant niet meer in april plaats maar in september, na de grote vakantie. Heit vond dat Co van Kempen, mijn vriend, en ik best klas 5 verkort konden doen. Dat ging zonder problemen.Ondertussen had heit eens rondgekeken en een paar keer gesolliciteerd. Het werd Emmeloord, of all places! Ons dienstmeisje ging bij de verhuizing naar Emmeloord, enkele dagen mee. Maar de Noordoostpolder was volgens haar maar niks. In de kerk collecteerden daar vrouwen met lange broeken aan! Nee, dan kon je beter op Goeree-Overflakkee blijven. Daar kwamen zulke zondige uitwassen niet voor! In Emmeloord kwam ik in klas 6 bij mijn vader. We woonden tijdelijk aan de Meeuwenkant tot de Kampwal klaar zou komen in 1954.
'Emmeloord was onze leukste tijd ', heeft mem Geeske altijd beweerd.

Einde periode 1945-1955