Familie Locher, deel 4: interview Abraham (Appie)

Johan Ates

 

 

 

" 't Is net of ik het in een boek gelezen heb........".

Appie Locher, Florida,
24 augustus 2006

In het voorjaar van 2017 is Appie in New York overleden

   
Al (Appie) Locher 2010

Amsterdam

Voorzover Appie weet, is de familie Locher afkomstig uit Amsterdam. Vóór de oorlog verkochten zijn grootvader Abraham- en zijn vader Mozes (Maupie) Locher "verse - en gerookte vis" in de Dapperstraat op de markt. De familie zelf woonde in de Wagenaarstraat 23-1.

Dappermarkt
Wagenaarstraat 1938
Locher's: dertiger jaren
     

Daar groeide Appie op en ging vaak met zijn opa en vader mee naar de markt. Zijn vader had een vrachtauto waarmee hij de vis vervoerde. Hij was niet lang maar wel vierkant en heel sterk. Kisten met vis tilde hij alleen met het grootst gemak op. Appie beschouwde hem later als zijn beste vriend en klaverjas-maatje. Hij was behulpzaam en een rustige man.
Appies moeder was een lieve vrouw die klaar stond voor iedereen. Zij was zeer gastvrij; het middelpunt van de familie.
Naar de Sjoel gingen ze nooit en Joodse les kregen ze niet. "Spek Joden" werden ze gekscherend genoemd.
Toen Appie zes was ging hij naar de van Swinderenstraat-school, een openbare lagere school.

van Swinderenstraat-school
Mietje en Karel

Twee jaar later brak de Tweede Wereldoorlog uit.
Het net om de Joden in Amsterdam sloot zich langzaam. In november 1941 werden Joodse markten ingericht, in januari 1941 werd het voor Appie verboden nog langer de van Swinderenstraat-school te bezoeken en in mei moesten alle Joden een Jodenster dragen; Appie en zijn familie dus ook. Als ze een Duitse soldaat zagen, liepen ze een straatje om.

Mei 1942: Mietje kreeg als eerste een oproep om in Duitsland te gaan werken. Hoewel moeder dit niet wilde, meldde ze zich vrijwillig. Ze zei:"Als ik niet ga, pakken ze jullie". Ze ging naar het opvangterrein aan de Polderweg en liep naar het Muiderpoort Station.
Mietje werkte toen als inpakster en confectienaaister.

Wachten bij de Polderweg
Mietje 16 jaar
 


Daar stond de trein klaar voor vertrek naar Sobibor. Maar dat wist zij niet. Uit het raam van de rijdende trein heeft zij nog een postkaart gegooid die aangekomen is. Dat was het laatste levensteken van haar.

bedankkaart voor vader Mozes Locher door tante Jet Vas Dias uit de trein gegooid



In mei 1943 begon de eerste grote razzia op Joden in Amsterdam en in september de laatste. Toen telde Amsterdam officieel geen Joden meer.
In deze periode werd ook de Wagenaarstraat afgezet. Door het raam werden de Duitsers gadegeslagen. Ze zagen hoe hun oom met zijn gezin het huis werd uitgehaald, in een vrachtwagen werd geladen en weggevoerd.
Toen vader Mozes dat zag, zei hij: "Ik ga niet". Matrassen werden in de kruipruimte onder de trap van de portiek gelegd en vader, moeder en de beide broers verstopten zich daar. Ze hoorden de Duitse laarzen de trap opstormen en even later werd hun huisdeur ingetrapt. Gelukkig werden ze niet ontdekt. De volgende dag zouden ze onderduiken. Een man van het verzet haalde de broers afzonderlijk op.
Een poosje later,op bezoek bij een zuster van moeder Clara, werden Appies ouders door een razzia overvallen en konden nu niet ontsnappen. Ze werden naar de Hollandse Schouwburg gebracht, een deportatieplaats voor alle gevangen genomen Joden. Tegenover de schouwburg stond 'de Crêche', een gebouw waar alle Joodse kinderen onder de 13 jaar heen gebracht werden.

Hollandse Schouwburg
de Crêche

Op het tijdstip dat de baby's gevoed moesten worden, sloot Clara zich bij de moeders aan en liep naar de overkant.
Vader Mozes had met zijn vrachtauto daarvoor groenten gereden naar Joodse winkels. Hij had als teken van vrijstelling, om met de vrachtauto te mogen rijden, een armband van de Joodse Raad gekregen.
Vlug deed hij die armband om en liep met zijn vrouw de schouwburg uit. Zo ontsnapten zij voor de tweede keer.
Een andere tante was gepakt en haar twee kinderen zaten in de Crêche. Appie ging er zonder ster heen en zag ze op hun ochtend-wandeling. Hij gaf hen snoep maar een Duitse soldaat vroeg hem of hij er ook bij hoorde. Hij antwoordde:"Nee". En liep heel hard weg.

Haarlem

De plaats waar de ouders nu terechtkwamen was Haarlem. Voor de onderduikplaats moest wel betaald worden.
Ondertussen werd Appie in Amsterdam van de ene plaats naar de andere gebracht. Op zeker moment werd hij naar "de Hof van Holland", een restaurant aan het Rembrandsplein, gebracht. Hij werd om 10 uur 's morgens daar afgezet en zat er 11 uur 's avonds nog.

Hof van Holland


Appie kon een oom bereiken en kreeg van hem geld om naar Haarlem te gaan. Met de trein kwam hij in Haarlem aan en wist het huis, waar zijn ouders ondergedoken zaten, te vinden. Hij liet het bekende familiefluitje horen en zijn moeder verscheen voor het raam. Maar hij mocht niet binnenkomen van de huiseigenares. Na een dreigement van Appies vader om ook op te stappen, veranderde de vrouw van standpunt.
Vanuit Haarlem is Appie met hulp van de Ondergrondse naar het zuiden gebracht.
Ongeveer een half jaar hebben de beide Lochers in Haarlem gezeten. Daarna kwamen zij in Sneek terecht.
Karel kwam ook in Haarlem terecht. Hij had zijn haar blond geverfd. Afzonderlijk van zijn ouders bereikte hij Sneek.

Grübenvorst, Deurne

Appie werd per trein van Amsterdam naar het Zuiden gebracht. Het meisje dat hem begeleidde moest even naar het toilet. In die tijd kwamen er Duitsers die de trein doorzochten. Appie droeg uiteraard geen ster en stond op het voorbalkon van de trein. Een Duits officier met een grote pet op bleef voor hem staan en keek hem aan. Hij tikte daarna op Appies' hoofd en liep door.
Appie kwam op een boerderij in Grübenvorst in Limburg terecht. Daar waren ook enkele zonen van de boer ondergedoken die de leeftijd hadden om voor de Duitsers te moeten werken. Tijdens een razzia bij de boeren vluchtten de jongens het bos in en Appie ging met hen mee. Zo zwierf hij een poos van plaats naar plaats zonder enig middel van bestaan en bezat alleen de kleding die hij droeg. In Grübenvorst werd het te gevaarlijk en hij moest verplaatst worden. Achterop een fiets werd hij naar Deurne gebracht. Ze reden langs een spoorlijn waarover op dat moment een stoomtrein reed. Engelse vliegtuigen ontdekten de trein en namen die onder vuur. Appie en zijn begeleider zochten dekking tegen de spoordijk terwijl de kogels hen om de oren floten. Heelhuids kwamen ze bij de boer aan waar hij liefdevol werd opgevangen. Deze laatste maanden had hij het in Deurne zeer goed. Als de situatie het toeliet, ging hij zelfs naar school.
In Deurne beleefde Appie eind 1944 de Bevrijding van de Zuid-Nederland. Amerikaanse troepen hadden hiervoor gezorgd. Appie ging dagelijks met hen om en sprak na een tijdje al een aardig mondje Engels.
Hij stuurde een briefkaart naar zijn bovenburen in Amsterdam waarin hij zijn situatie uiteenzette. Nadat het Noorden een half jaar later bevrijd was, haalde zijn vader hem op.

Kleinzoon Jos Wijnen schrijft het volgende ;
Appie kwam in het gezin van:

Jozef Andreas Wijnen en Antonetta Regina Muijsers

De familie Wijnen-Muijsers heeft zich tijdens de Tweede Wereldoorlog, op 20 oktober 1942, vanuit Maasbree in Grubbenvorst gevestigd op Sevenumseweg 2 (toen Grubbenvorst A 212). Het gezin bestond verder uit 6 kinderen (4 zoons en 2 dochters). Ze voorzagen in hun levensonderhoud door de exploitatie van een gemengd bedrijf aan de Sevenumseweg.
Tona en Joep Wijnen waren mensen van weinig woorden en van hard werken voor hun gezin. Het leven werd verder geleid door hun geloof. Niets vreemd in die tijd waar het merendeel van Limburg rooms katholiek was. Waarschijnlijk is dit ook de aanleiding geweest voor het bieden van onderdak aan een Joodse onderduiker. Verder waren dit geen mensen die aan het georganiseerde verzet hebben deelgenomen.
In 1943 werd onderdak verschaft aan de toen 11-jarige Joodse onderduiker Abraham (Appie) Locher, onderduiknaam Keesje. Voor zover bekend was dit de enige onderduiker die bij de familie Wijnen-Muijsers ondergebracht werd. Appie Locher uit Amsterdam was eerst ondergedoken bij de familie Coenders aan Broekeindweg ook in het kerkdorp Grubbenvorst.
Door de Duitse razzia’s in verband met de arbeidsinzet van Nederlandse mannen werd het erg gevaarlijk. De rekrutering van deze mannen vond vooral plaats door middel van doelgerichte acties, die naarmate de oorlog langer duurde in hevigheid toenamen. Waarschijnlijk is dit ook de aanleiding geweest van de verplaatsing naar Deurne.
De zonen (Wijnen) waarover Appie in zijn verhaal sprak zijn zeker gezien hun leeftijd tijdens de oorlog Piet (05-02-1924) en Wiel (22-11-1925) en waarschijnlijk ook Jan (26-06-1927). Toon (18-12-1928) was gezien zijn toen nog jonge leeftijd hier niet bij.
Het gezin Wijnen bestond naast Tona en Joep en de hierboven genoemde 4 zoons nog uit 2 dochters Annie en Tini.

(In maart 2014 krijgen zij postuum de Yad Vashem award )

grunenvortst
Appie Locher (Keesje) geheel rechts, 1943 Grübenvorst

Amsterdam

Appie moest weer naar school en kwam in de zesde klas. Het was een aparte school: alleen voor Joodse kinderen die de oorlog hadden overleefd. Appie 'deed' ook nog de zevende klas en ging toen van school af. Hij was nu 15 jaar kreeg een opleiding tot kleermaker.
Ondertussen was er een zusje geboren die Mietje genoemd werd. Voor de ouders een "door God gezonden" geschenk.
Er was voor de Lochers weinig perspectief meer in Amsterdam. Moeder Clara had familie in de USA. die hen uitnodigde te komen. Karel en Appie werden in juni 1950 vooruit gestuurd en in april 1951 kwam de rest.

Korea

Karel en Appie moesten na aankomst voor het Amerikaanse leger gekeurd worden. Appie werd goed gekeurd en kreeg een opleiding als tankbestuurder. Daarna moest hij naar Korea en heeft er anderhalf jaar gevochten. De verlofperiodes in Japan vormden het enige lichtpuntje in deze oorlog.

USA

Na gewerkt te hebben in een wasserij en een airco-fabriek, als appartementen-beheerder, als diamanten zager, als eigenaar van een verlichtingszaak en als eigenaar van een fabriek voor dameskleding, is Appie nu met pensioen. Hij is altijd realist geweest.
"Amerika is het fijnste land om in te wonen, het land van de onbegrensde mogelijkheden",
Hij slaapt slecht en droomt nog steeds veel over de oorlog.

J A de Boer
Goutum, 28 augustus 2006, 21.51

"Ik heb je zus gekend en ben wel eens bij je ouders binnen geweest.Ik was toen negen jaar en deed wel eens boodschappen voor Mietje. Ik kan me de dag herinneren dat de Duitsers de straat afzette en de mensen weghaalde.Ze trapte de deur in maar jullie waren mede dankzij de familie Visser verdwenen in de kelder. Zij hadden de kleden weer terug over het luik gelegd. Na de oorlog is je Vader nog bij mijn ouders geweest en vertelde dat er nog een meisje geboren was".
Aldus Kitty Breidenbach, een buurmeisje, op 20 november 2010 aan Appie.


einde deel 4